Na de beëindiging van zijn studie bij de stadskapelmeester Paul Böttcher in Wollin, meldde de jonge Carl Teike zich in het jaar 1883 als driejarig-vrijwilliger-hoboïst (historische uitdrukking voor militaire musici) bij het grenadier-regiment König Karl (5e Württembergse) nummer 123 in Ulm. Daarvoor had hij al muzikale ervaring opgedaan in het kuurorkest van Bad Misdroy, dat door zijn leermeester werd geleid. Met de indiensttreding in Ulm in oktober 1883 begon een zeer veelbelovend hoofdstuk in het leven van Carl Teike. De talentvolle hoornblazer speelde al snel in het orkest van het Ulmse stadtheater en werd daar later vast lid. Zowel zijn compagniecommandant, evenals zijn muzikale directeur Julius Schreck, ondersteunden Teike’s talent naar hun beste vermogen. Tijdens zijn tijd in Ulm componeerde Carl Teike zijn eerste werk, een mars met de treffende titel „Aan het Donaustrand“. Ook de tournees, die hij met zijn muziekkorps meemaakte, kenmerkten de getalenteerder militaire musicus. Met de fundamentele veranderingen van het muziekkorps in de late 1880-er jaren en de nieuwe muzikale directeur Paul Oelte, eindigde echter de intensieve ondersteuning en leidde ertoe dat Teike aan het eind van het jaar 1889 uit de dienst trad. Na een korte tussenfase in Ravensburg, voerde zijn weg naar het koninklijke politiekorps in Potsdam. Carl Teike bracht zijn levensavond door als bode in Landsberg aan de Warthe. De meeste marsen, die Carl Teike componeerde, zijn noch qua tijd, noch qua periode eenduidig in te delen. De titelpagina van de eerste piano-editie van de mars „In Treue fest“ (In vast vertrouwen) toont de Beierse vlag en het wapen van het koninkrijk Beieren. Dat doet vermoeden dat deze aanstekelijke mars teruggaat naar de Ulmse tijd van de componist, want Teike had in die jaren zeker ook het Beierse garnizoen Neu-Ulm aan de tegenover liggende Donau-oever bezocht. De leuze „In vast vertrouwen“ is hem vermoedelijk opgevallen op de uniformen van zijn Beierse kameraden, want deze zat zowel op de zogenaamde leuzeband van de helm, als op de riemgesp van de Beierse soldaten. Hij gaat overigens terug naar de hoogste orde van het koninkrijk Beieren – „in trau vast“, dus „in vast vertrouwen“. Het is de leuze van de reeds 1444 ingestelde koninklijke Beierse huisridderordes van de heilige Hubertus.