Notes available at:
https://www.rundel.de/nl/
Academic Festival Overture
Ouverture pour une Fête Académique
De componist Johannes Brahms is afstammeling van een musicusfamilie uit Hamburg. Zijn vader was een eenvoudige herbergmuzikant, die zich door grote vlijt tot een gewaardeerde contrabassist bij het stadtheater opwerkte. Naast de muzikale ondersteuning door zijn vader kreeg Brahms zijn gedegen muzikale opleiding bij Eduard Marxsen (1806-1887). Zijn eminente muzikale begaafdheid en vroege rijpheid als pianist stelden hem al snel in staat tot een omvangrijke concertactiviteit in Hamburg en andere steden, waardoor hij reeds als jongeling zelfverzekerd voor het publiek en op het podium was geworden.
Met de violist Eduard Reményi (1828-1892) ondernam hij in 1853 als twintigjarige een uitgebreide concertreis. In zijn bagage had hij een aantal schriften met liederen, pianostukken, een trio en een kwartet. Deze reis moest het begin worden van zijn overweldigende artistieke levensweg. In Hannover ontmoette hij de uit Hongarije afkomstige grote violist Joseph Joachim (1831-1907), die het buitengewone talent van Brahms zag en het prees met de woorden: „In zijn spel is het intensieve vuur, ik zou willen zeggen, de fatalistische energie, die de kunstenaar voorspellen. (…)“. Hij stuurde hem met een aanbeveling naar Franz Liszt (1811-1886) in Weimar, die hem meerdere weken onderdak verleende.
Ook Liszt herkende het uitzonderlijk talent van de jonge Brahms en beviel hem aan bij Robert Schumann (1810-1856), die als componist en muziekschrijver doorslaggevende invloed uitoefende op de kunstwereld in Duitsland. Deze gaf in de „Neuen Zeitung für Musik“ hoog op van Brahms en schreef enthousiast over hem: „ (…) En hij is gekomen, jong bloed, aan wiens wieg engelen en helden de wacht hielden. (…) Dit is een geroepene!“
Met de pianiste Clara Schumann (1819-1896), de echtgenote van Roberts, onderhield Brahms een levenslange innige vriendschap. Aan haar waren veel van zijn pianowerken gewijd en zij was een begripvolle, maar strenge criticus, wier mening voor Brahms tot op hoge leeftijd belangrijk bleef.
Ondanks overweldigende successen bleef Brahms als componist eerst eerder terughoudend en aarzelend met zijn stappen in de openbaarheid. Hijzelf verwierp enkele van zijn vroege werken en vernietigde ze of publiceerde ze onder het pseudoniem G.W. Marks en Karl Wörth. Als enorme last ervoer hij ook zijn karakterisering als legitieme opvolger van Beethoven door Joseph Joachim en Eduard Hanslick (1825-1904). Hem scheen de last om naast Beethoven geplaatst te worden zo groot dat hij meende deze „reus“ altijd „achter zich te horen marcheren“. Het is dus eigenlijk niet verwonderlijk dat zijn „1e Symfonie“ als opus 68 pas verscheen in 1876, tenminste bijna tien jaar na het „Deutschen Requiem“. Door de enthousiaste vakwereld werd deze dan ook als de „10e Symfonie“ van Beethoven gevierd.
De verdere levensweg van Johannes Brahms werd gekenmerkt door een golf van successen en erkenning. Hij is onder de vele grote musici van de 19e eeuw een reus, die in alle muzikale genres het bijna onovertrefbare tot stand heeft gebracht.
In 1879 had Breslau het voorbeeld van Cambridge gevolgd en had Brahms als „de nu voornaamste meester van de ernstige muzikale kunst in Duitsland0 (artis musicae severioris in Germania nunc princeps) benoemd tot eredoctor. Brahms bedankte de notabelen van de filosofische faculteit in Breslau met zijn „Akademischen Festouvertüre“ opus 80. Bijna gelijktijdig ontstond zijn „Tragische Ouvertüre“ opus 81. Hij zelf over beide werken: „De een lacht, de ander huilt.“
Dit humorvolle werk veroorzaakte bij alle muzikale kleinburgerlijker lieden, die Brahms slechts ernstige tonen wilden toekennen, geërgerd hoofdschudden. Het rijkelijke thematische materiaal van de ouverture is samengesteld uit een reeks bekende studentencorpsliederen, die op artistieke wijze tot een contrapuntisch geheel worden verwerkt. Met de liederen „Wir hatten gebaut ein stattliches Haus“, „Hört, ich sing das Lied der Lieder“, „Was kommt dort von der Höh’“ en het lied van alle studentenliederen „Gaudeamus igitur!“ vertelt Brahms met groot genoegen een verhaal van het studentenleven, waarbij ook alle „Alten Herren“ bijna omvallen van het lachen.
Moeilijkheidsgraad: Ere / Superieure / Grade 5
Componist/e: Brahms, Johannes
Arrangeur: Goldhammer, Siegmund
Muziekrichting: Classic, Classical Transcription, Concertwerk, Overture
Duur: 00:11:03
Uitgeverij: Rundel
Formaat: A3 (Partituur) + A4 (Partijen)
Omvang: Partituur + Partijen
Rundel Editienummer: MVSR2580
Jaar van Publicatie: 2010