Bij deze ouverture liet de componist Alfred Bösendorfer zich inspireren door de geest van de Tsjechische muziek, zoals bijvoorbeeld de muziek van Smetana of Dvorák. De danstussenspelen van het stuk verloochenen hun Boheemse karakter niet en herinneren daarom al snel aan scènes uit de opera "Die verkaufte Braut".
Aan het begin van de “Hochzeitsouverture” klinkt er een intochtmars, gevolgd door een dans van de dorpsbewoners – natuurlijk ter ere van het jonge bruidspaar.
Na de feestelijke lunch trekt het echtpaar zich terug aan de oever van de Moldava - een romance weerklinkt en van verre roept de bruidsklok.
‘s Avonds wordt er in de feestelijk versierde dorpszaal tot in de vroege ochtend uitgelaten gedanst. De "Hochzeitsouvertüre " eindigt tenslotte met de bruidsmars, die al aan het begin van het stuk was te horen - deze keer echter met het klokgelui en onder het gejuich van vrienden en kennissen.