Julius Fučík (1872-1916) componeerde meer dan 300 werken, waarvan vandaag de dag helaas nog slechts een relatief klein deel wordt gespeeld. De RUNDEL Julius Fučík-editie wil de werken van de beroemde meestercomponist voor blaasorkesten toegankelijk maken.
Antonín Dvořák verklaarde zich bereid om op 1 januari 1891 de leerstoel voor compositie bij het Praagse conservatorium over te nemen. Onder zijn eerste twaalf leerlingen – vier daarvan waren Duitsers – was Julius Fučík met andere, later bekende Tsjechische componisten zoals Oskar Nedbal of Josef Suk. Fučík behoorde tot meest begaafde leerlingen van Dvořák, wiens reputatie als leraar bijzonder veeleisend en kritisch te zijn, hem vooruitsnelde. Reeds tijdens zijn studie van 1885 tot 1891 was Fučík door zijn muzikale originaliteit, compositorische vaardigheid en het welhaast creatieve gemak opgevallen, wat door Dvořák zo nu en dan werd bespeurd.
Later moest Fučík zoals iedere doorgewinterde militaire kapelmeester, steeds een aantal half- of reeds afgeronde composities, vooral de marsen, meer of minder binnen handbereik houden, om snel op één of andere gebeurtenis te kunnen reageren. Met de oorlog kwam het binnen korte tijd tot een regelrechte vloedgolf aan militaire marsen – en Fučík had hier wat te bieden.
Bij de laatste mars van Fučík, „Gigantic op. 311“, gaat het om een echt „werk uit de oude doos“, want het trio is aan zijn mars „Rechts schaut!“ ontleend.
Naar de homepage van de RUNDEL Julius-Fučík-editie
www.juliusfucik.de