De ‘Festival March’ werd voor het eerst gehoord op 23 april 1879 tijdens de uitvoering van Shakespears ‘Midsummer Night’s Dream’. Ter gelegenheid van het bezoek van de Oostenrijkse keizer Franz Joseph I met zijn vrouw Elisabeth aan Praag ging daar “A Midsummer Night's Dream” in première om hun zilveren huwelijksverjaardag te vieren. De mars kwam tot stand op voorstel van de directie van het Boheemse Staatstheater. Dvorák kende het opusnummer 54 een jaar later opnieuw toe voor de acht pianowalsen die hij publiceerde en een jaar later opnieuw toen hij twee van de pianowalsen arrangeerde voor strijkkwartet met contrabas of strijkorkest. De ‘Festivalmars’ werd destijds alleen in Praag gedrukt en daarom gaf de Duitse uitgever Dvoráks er de voorkeur aan de pianowalsen uit te geven onder opusnummer 54, dat al snel beter verkocht.
Passend bij de gelegenheid van de compositie heeft de mars een zeer feestelijk karakter. Het is opgemaakt in een klassieke driedelige vorm en vordert totdat het culmineert in een indrukwekkende finale. De compositie van Dvorák werd vervolgens toegevoegd aan de scènemuziek van Mendelssohn.
De klassieke transcriptie van Jindrich Brejsek behoudt Dvoráks originele toonsoort C majeur en laat het harmonieorkest stralend klinken.